Haarlemsche Katoen Maatschappij

De katoenfabriek van Prévinaire in de jaren 1840

De Haarlemsche Katoen Maatschappij was een katoendrukkerij in de Noord-Hollandse stad Haarlem.

Interieur van de ververij in 1906

Nadat België in 1830 onafhankelijk was geworden waren de Nederlandse autoriteiten goeddeels hun textielindustrie kwijt. De Nederlandse overheid trachtte Belgische fabrikanten over te halen naar Nederland te verhuizen en aldus orders te verwerven van de Nederlandsche Handel-Maatschappij voor de markt in Nederlandsch-Indië. Deze afzetmarkt was immers voor België verloren gegaan.

In 1834 verplaatste Jean Baptiste Theodore Prévinaire zijn fabriek vanuit België naar het Haarlemse Garenkokerskwartier en stichtte daar, onder de naam: Prévinaire & Co, één der drie grootste katoenfabrieken van Haarlem. De fabriek bestond uit een katoendrukkerij en een rood-ververij. In 1842 werd Katoenspinnerij en -weverij de Phoenix overgenomen en in 1870 volgde de eveneens Haarlemse machinarij van Thomas Wilson. In 1875 kreeg het totale bedrijf de naam Haarlemsche Katoen Maatschappij. In 1887 werd De Phoenix gesloten en in 1891 brandde het gebouw af.

De fabriek van Prévinaire vervaardigde onder meer stoffen van imitatie-batik voor de Indische markt (later bekend onder de naam: waxprints) en ontwikkelde de productietechniek verder, onder meer door de ontwikkeling van een drukmachine die la Javanaise werd genoemd. Toch was er sprake van neergang, doordat de Indonesische markt na 1875 instortte. Het aantal arbeiders nam af van 800 in 1860 tot 157 in 1894, waarbij de weverij al was afgestoten. Een nieuwe markt bleek echter de West-Afrikaanse markt te vormen. Hier bestond, anders dan in Nederlands-Indië, geen binnenlandse productie van dit soort stoffen. Het personeelsaantal nam weer toe, tot circa 300 bij de bedrijfsbeëindiging.

Arbeiders bij het uitgaan van de fabriek in 1906

Sinds 1852 ontwikkelde Vlisco te Helmond zich tot de belangrijkste binnenlandse concurrent.

Het was echter niet de binnen- en buitenlandse concurrentie maar de exportproblemen in combinatie met de aanvoerproblemen van ruwdoek en grondstoffen tijdens de Eerste Wereldoorlog die uiteindelijk leidde tot de liquidatie van de HKM in 1918. De gemeente kocht in 1919 het ruim 4 ha. grote bedrijfsterrein met opstallen die vervolgens direct gesloopt werden. De in het bedrijf aanwezige kennis en drukpatronen vonden deels hun weg verder bij Vlisco en in de fabriek van Ankersmit te Deventer.

De Katoenbrug te Haarlem verwijst naar de voormalige fabriek.