Het zingende botje

Het zingende botje
Prent van Otto Ubbelohde, 1909
Prent van Otto Ubbelohde, 1909
Auteur gebroeders Grimm
Originele titel Der singende Knochen
Origineel gebundeld in Kinder- und Hausmärchen
Uitgiftedatum 1812
Land Duitsland
Genre sprookje
Portaal  Portaalicoon   Literatuur

Het zingende botje is een sprookje uit Kinder- und Hausmärchen, de verzameling van de gebroeders Grimm, met als nummer KHM28. De oorspronkelijke naam is Der singende Knochen.

Leeswaarschuwing: Onderstaande tekst bevat details over de inhoud of de afloop van het verhaal.

In een land wordt geklaagd over een wild zwijn dat de akkers omwoelt, het vee doodbijt en de buiken van mensen openscheurt met zijn slagtanden. Niemand durft het dier aan en ten slotte maakt de koning bekend dat degene die het dier kan vangen of doden met zijn dochter mag trouwen. Er wonen twee broers en zij nemen de uitdaging aan.

De oudste broer is listig en slim en doet mee uit hoogmoed, de onschuldige en domme jongste broer uit goedheid. Ze gaan het bos in en zoeken het zwijn, de oudste gaat vanuit het westen het bos in en de jongste vanuit het oosten. De jongste ontmoet een klein mannetje met een speer in zijn hand, hij krijgt de speer omdat hij onschuldig en goedhartig is. De jongen bedankt het mannetje en doodt even later het zwijn.

Als de jongste aan de andere kant het bos uit komt, ziet hij een huis waar mensen zich vermaken. De oudste broer is binnen en ziet zijn jongere broer met de buit. Hij roept zijn broertje binnen en samen gaan ze als het al donker is op weg naar huis. Op een brug geeft de oudste broer zijn jongere broer een klap en begraaft hem onder de brug. Hij brengt het zwijn naar de koning en krijgt de dochter van de koning als vrouw.

Als zijn jongere broer maar niet terugkomt, vertelt hij dat die wel door het zwijn gedood zal zijn. Maar God ziet alles en na veel jaren komt er een herder met zijn kudde over de brug. Hij ziet een sneeuwwit botje liggen en wil er een mooi mondstuk voor zijn hoorn van maken. Als hij op het botje blaast hoort hij een lied. Hij hoort dat de broer de eigenaar van het bot heeft doodgeslagen en hij neemt het ding mee naar de koning.

De koning begrijpt het liedje wel en laat de aarde onder de brug omspitten. Het geraamte van de jongere broer komt tevoorschijn en de oudste broer wordt in een zak genaaid en levend verdronken. Het gebeente van de jongere broer wordt op het kerkhof herbegraven in een mooi graf.

Achtergronden bij het verhaal

[bewerken | brontekst bewerken]