Hoofdwerkplaats Tilburg
De Werkplaatsen van de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen vormden een groot complex voor materieelonderhoud in Tilburg. Het kwam in 1868 in bedrijf en was gevestigd op een terrein ten noorden van Station Tilburg.[1] Incidenteel vond er ook nieuwbouw plaats. Vanaf 1955 was Hoofdwerkplaats Tilburg de officiële naam, maar de aanduiding De Ateliers (in volkstaal: D’n Atteljee) was gangbaar en is veel ouder.
Geschiedenis
[bewerken | brontekst bewerken]In 1863 kwam de spoorlijn Breda - Eindhoven tot stand, waardoor Tilburg veel betere verbindingen kreeg, vooral toen de lijn weldra zou worden doorgetrokken tot Eindhoven en Venlo. In 1867 werd bovendien de spoorverbinding met Turnhout tot stand gebracht. Reeds in 1866 werd bekend dat de hoofdwerkplaatsen van de Staatsspoorwegen te Zwolle en Tilburg gevestigd zouden worden. Reden was onder meer de aanwezigheid van een groot open terrein ten noorden van het station. Terwijl het spoor nu midden door de stad loopt, vormde het destijds de noordgrens van de aaneengesloten stedelijke bebouwing. Straatnamen zoals Noordstraat en Noordhoekstraat, ten zuiden van het spoor en de Nieuwstraat (tegenwoordig Lange Nieuwstraat) langs de noordzijde van de werkplaats verwijzen hiernaar. De Atelierstraat, genoemd naar de werkplaats, vormde de toegang vanuit de woonwijken die aan de noordzijde werden aangelegd voor de arbeiders.
In 1868 kwamen de eerste gebouwen in bedrijf en begon men met het herstel van het spoorwegmaterieel. In 1870 vond de officiële opening plaats. In 1871 werkten er reeds 291 mensen en werden er 31 locomotieven, 118 rijtuigen en 1479 wagons hersteld. De eerste stoommachine die in bedrijf werd gesteld was een locomotief. Veel vaklieden kwamen niet uit Tilburg, maar uit noordelijkere delen van Nederland, met name uit Utrecht. Door dit alles nam het aandeel van protestanten in de Tilburgse bevolking sterk toe.
De aard van de werkzaamheden vereiste een aantal nevenbedrijven, zoals een ijzergieterij, een houtwerkplaats en een draaierij. Aangezien de omvang van de spoorwegen sterk toenam, groeide ook de herstelwerkplaats voortdurend. Omstreeks het jaar 1900 werkten er reeds 1000 mensen, terwijl er nu ook complete locomotieven vervaardigd werden. In de eerste decennia werden stoommachines gebruikt om via banden en kettingen de gereedschappen aan te drijven, maar in het begin van de 20e eeuw werden die door elektromotoren vervangen. Nog weer later werd perslucht gebruikt.
In het begin van de jaren 20 van de 20e eeuw werkten er 1400 mensen bij de Werkplaatsen. Daarna liep de bedrijvigheid enigszins terug door een herverdeling van taken. In 1925 verdwijnen de herstelwerkzaamheden voor de wagons en in 1932 die voor de rijtuigen. Herstel en onderhoud van de locomotieven blijft als belangrijkste taak bestaan en de Tilburgse werkplaats krijgt ook de taken op dit gebied vanuit andere delen van het land toebedeeld. Aangezien de locomotieven zwaarder werden, kwam er in 1929 een nieuwe draaischijf en in 1933 een 125-tonskraan die een complete locomotief kon optakelen. In 1938 werd de Polygonale loods gebouwd. In 1937 kwam overigens de Nederlandse Spoorwegen tot stand.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de werkplaats van belang voor de bezetter, maar de Spoorwegstaking van 1944 deed de werkzaamheden verlammen. Toen de bevrijders naderden, vanaf 22 september 1944, begonnen de nazi's de werkplaats systematisch te verwoesten, maar na de bevrijding van Tilburg, op 27 oktober 1944, begon het herstel.
Aangezien men na de bevrijding geleidelijk op diesel- en elektrische tractie overstapte verdwenen de werkzaamheden aan stoomlocomotieven. Op 7 juni 1955 verliet de laatste stoomlocomotief het terrein. De naam veranderde in Hoofdwerkplaats Tilburg. Dit alles leidde tot een verandering en inkrimping van de taken. Allerlei werkplaatsen werden overbodig en het terrein kon met 20% worden ingekrompen. Na 1980 kwam er ook meer elektronica in de locomotieven.
Ondergang
[bewerken | brontekst bewerken]De invoering van de neoliberale, marktgerichte aanpak betekende dat men moest concurreren en bovendien ook locomotieven van andere maatschappijen in revisie kon nemen. Als zodanig veranderde de naam in: Revisiebedrijf NedTrain, maar werd revisie van locomotieven ook in andere werkplaatsen dan de Tilburgse uitgevoerd. Het aantal werknemers was gekrompen tot ongeveer 300.
In 2009 werkten er nog circa 250 mensen en op 17 december van dat jaar werd door Nedtrain officieel het voornemen tot definitieve sluiting van de revisiewerkplaats bekendgemaakt. Als reden voor dit al langer verwachte besluit werd de sterke teruggang van het goederenvervoer per spoor opgegeven.
Heden
[bewerken | brontekst bewerken]De sluiting vond gefaseerd plaats en werd midden 2011 afgerond. Een deel van de activiteiten is verplaatst naar het Tilburgse bedrijventerrein Loven en een deel naar Rotterdam. De grond werd in 2009 door de gemeente aangekocht. Hier worden 360 woningen, kantoren en andere voorzieningen gerealiseerd, een deel van het aanwezige erfgoed wordt behouden. Deze plannen maken deel uit van het plan Spoorzone, dat een gebied van 75 hectare omvat, waaronder ook een rangeerterrein. Anno 2019 is een groot deel van de plannen gerealiseerd.
Kenmerkende gebouwen op het complex zijn: de Koepelhal (1902), de locstelplaats (1930-1931), de LocHal (1932, in 2019 omgebouwd tot bibliotheek) en de Polygonale loods (1937) met een draaischijf uit 1925.
Literatuur
[bewerken | brontekst bewerken]- Sporen over de heuvel. De geschiedenis van de spoorwegen in en om Tilburg. Door Jacob H.S.M. Veen. Uitg. JEVEL, Tilburg; 1988.
Bronnen
[bewerken | brontekst bewerken]- ↑ Werkplaats Tilburg, www.nicospilt.com. Gearchiveerd op 28 mei 2022.