Jan Hendrik Stuffken
Jan Hendrik Stuffken | ||
---|---|---|
Persoonlijke gegevens | ||
Geboortedatum | 14 mei 1801 | |
Geboorteplaats | Amsterdam | |
Overlijdensdatum | 10 mei 1881 | |
Overlijdensplaats | ArnhemArnhem | |
Nationaliteit | Nederlandse | |
Wetenschappelijk werk | ||
Vakgebied | Theologie en wijsbegeerte | |
Universiteit | Universiteit Leiden | |
Promotor | Johann Clarisse | |
Dbnl-profiel |
Jan Hendrik Stuffken (Amsterdam, 14 mei 1801 – Arnhem, 10 mei 1881) was een Nederlands theoloog en filosoof. Hij was als hoogleraar verbonden aan de Universiteit Leiden.
Biografie
[bewerken | brontekst bewerken]Jan Hendrik Stuffken werd geboren op 14 mei 1801 in Amsterdam als zoon van de bakker Rutger Stuffken en Dirkje van Hulshergen. In eerste instantie was hij niet bestemd voor een academische carrière maar tijdens zijn jeugd bestudeerde hij zelfstandig de klassieke talen. De predikant Kortenhoef Smith - die een vriend van de familie was - merkte dat Stuffken leergierig was en op basis van zijn advies ingeschreven bij het gymnasium. Vervolgens werd hij ingeschreven als student godgeleerdheid aan het Athenaeum Illustre te Amsterdam. Nadat hij zijn opleiding aldaar voltooid had begon hij in 1822 aan een studie aan de Universiteit Leiden en in 1828 promoveerde hij bij Johann Clarisse op een verhandeling over Theodosius I en diens verdiensten voor het christendom. Datzelfde jaar werd hij predikant in Haaften.
Hij deed in 1840 met een verhandeling over de kerkelijke overlevering meer aan een prijsvraag van Teylers Eerste Genootschap en werd daarvoor bekroond. De theoloog Henricus Egbertus Vinke uitte kritiek op deze verhandeling waarna Stuffken in 1844 met het werk het gezag der apostelen volgens de eerste christenleraars een reactie gaf. In 1845 werd hij benoemd tot hoogleraar Logica, Metaphysica en Geschiedenis van de Wijsbegeerte aan de Universiteit Leiden. Zijn oratie over het doel van de filosofische studie hield hij het jaar erop. Direct aan het begin van zijn hoogleraarschap kwam hij in de schaduw te staan van de Utrechtse hoogleraar Cornelis Willem Opzoomer die toen hij drie maanden na Stuffken oreerde alle aandacht opeiste. Zijn colleges waren moeizaam en daarbovenop was hij bijziend. Dit zorgde ervoor dat hij met de studenten eigenlijk geen contact had. Gedurende het collegejaar 1858-1859 vervulde hij de functie van rector magnificus. Zijn rectorale rede ging over ervaring als bron van kennis.
In 1871 ging hij met emeritaat. Hij overleed op 10 mei 1881 te Arnhem.
Bibliografie
[bewerken | brontekst bewerken]- Dissertatio de Theodosii in rem christianum meritis. Leiden, 1828
- Over de kerkelijke overlevering. In: Verh. Tayler GG. XXXIII. Haarlem 1840
- Het gezag der apostelen volgens de eerste christen-leeraars. Eene verdediging der voorstelling daarvan in zijne verhandeling over de kerkelijke overlevering tegen .... Vinke. Zalt-Bommel 1844
- De eo quod in Academia special studium philosophiae. Leiden, 1846
- Oratio de modo quo experientia omnis nostrae cognitionis fons sit habendus unicus. Leiden 1859
- De herziening van het Reglement op het bestuur der kerken (...). Leiden 1861.
- Brief aan mr. W. B. S. Boeles naar aanleiding van zijne verhandeling getiteld: Scheiding van kerk en staat. Leiden 1868.
Referenties
[bewerken | brontekst bewerken]- Johannes Henricus Scholten: Levensbericht van Jan Hendrik Stuffken. In: Handelingen der algemeene vergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, gehouden aldaar den 16den Juni 1881, in het gebouw der Maatschappij ‘tot Nut van 't Algemeen’. E.J. Brill, Leiden 1881, p. 203-222
- O.J. de Jong: Stuffken, Jan Hendrik. In: Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme. Uitgerij Kok, Kampen, 2001, ISBN 90-435-0384-3 p. 492-493
Voorganger: Frederik Kaiser | Rector magnificus van de Universiteit Leiden 1858-1859 | Opvolger: Abraham Everard Simon Thomas |