Johan Antoni Philipse

Johan Antoni Philipse
Johan Antoni Philipse
Algemeen
Volledige naam Johan Antoni Philipse
Geboren 19 maart 1800
Overleden 10 mei 1884
Partij Conservatief
Titulatuur mr.
Functies
1849 Lid Eerste Kamer
1850-1871 Lid Eerste Kamer
1852-1870 Voorzitter Eerste Kamer
Portaal  Portaalicoon   Politiek

Johan Antoni Philipse (Middelburg, 19 maart 1800 - 's-Gravenhage, 10 mei 1884) was een Nederlandse magistraat en politicus.

In de rechterlijke macht

[bewerken | brontekst bewerken]

Na zijn studie werd hij ingeschreven als advocaat en in 1824 werd hij plaatsvervanger van de procureur-generaal bij het Hooggerechtshof. In 1833 werd hij benoemd tot advocaat-generaal, raadsheer, in 1844 tot vicepresident en in 1849 tot president van het Haagse gerechtshof. Deze functie vervulde hij tot 1870, waarmee hij de langstzittende president van het Hof werd, van 1839 tot heden.

In de politiek

[bewerken | brontekst bewerken]

Philipse was van 1849-1871 conservatieve lid van de Eerste Kamer, en van 1852-1870 was hij Eerste Kamervoorzitter, benoemd door Willem III.

Hij was een vertrouweling van de koning en werd regelmatig door hem ingeschakeld om te helpen voorkomen dat te liberale voorstellen werden aanvaard. Van hem werd gezegd dat hij op de Kamerleden neerkeek, zoals hij als rechter neerkeek op de boeven die voor zijn balie verschenen.

Hij leed zozeer aan reumatiek dat bodes op het Binnenhof hem soms de trappen naar de Rolzaal en de De Lairessezaal moesten opdragen. Hij trok zich terug in 1870. In 1871 werd hij Minister van Staat.

Johan Antoni stamde uit een Zeeuwse familie. Zijn ouders kwamen uit Middelburg, zijn vader mr Anthoni Willem Philipse (1766-1845) was president van de Hoge Raad, zijn moeder was Anna Johanna van Lemzeele (1775-1863). Zijn voorvaders kwamen uit Domburg en Serooskerke.

Anthoni Willem Philipse studeerde in Leiden, en promoveerde in 1790. Na de intocht van de Fransen (1794/95), het vertrek van de Oranjes en de vestiging van de Bataafse Republiek werd hij schepen in Middelburg en president van de rechtbank. Daar werd Johan Antoni geboren. In 1811 verhuisde Anthoni Willem naar Den Haag, waar Johan Antoni naar de Latijnse school ging. Hij studeerde ook in Leiden en promoveerde in 1822.

In 1828 trouwde Johan Antoni met Maria Clasina Groen van Prinsterer (1806-1868), zuster van Guillaume Groen van Prinsterer, de beroemde staatsman. Ze werd Mietje of Mimi genoemd. Ze kregen 12 kinderen, van wie er slechts zes meerderjarig werden, waaronder:

Johan Anthonie en zijn echtgenote hadden 20 kleinkinderen.

Het gezin Philipse woonde van 1839-1863 op het Lange Voorhout 10 (tegenwoordig de Britse ambassade), daarna op Noordeinde 202. Tijdens de zomermaanden verbleven ze veel op Leeuwendaal, aan de Vliet, en in 1833 kocht hij het daarnaast liggende Huis Burchvliet.
Vaak bezochten ze Rust en Vreugd in Voorburg, waar zijn zwager Guillaume het huis van zijn ouders had geërfd. Aangezien Guillaume en zijn vrouw Elisabeth van der Hoop kinderloos bleven, kwam Rust en Vreugd na hun overlijden toe aan Elisabeth de Jonge-Philipse, dochter van Johan Antoni en echtgenote van eerder genoemde B.C. de Jonge). Hun zoon Bonifacius Cornelis de Jonge was gouverneur-generaal van Nederlands-Indië.

Voorganger:
J.C. Martens van Sevenhoven
Voorzitter van de Eerste Kamer
1852-1870
Opvolger:
H. van Beeck Vollenhoven