Lachduif

Lachduif
Lachduif
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Aves (Vogels)
Orde:Columbiformes (Duifachtigen)
Familie:Columbidae (Duiven en tortels)
Geslacht:Streptopelia
Geen aparte soort (gedomesticeerde vogel)
Streptopelia risoria
(Linnaeus, 1758)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Vogels

De lachduif (Streptopelia risoria, ook S. roseogrisea forma `risoria` en ook Streptopelia roseogrisea domestica) is een gedomesticeerde vogel.[1][2] De oorspronkelijke vorm is de izabeltortel (Streptopelia risoria) uit Noord-Afrika. Omdat de vogel al duizenden jaren als siervogel wordt gehouden, is de afkomst onzeker. De lachduif hybridiseert gemakkelijk met de Turkse tortel (Streptopelia decaocto).

Het is een duif met een grootte van 23 centimeter, met de staart erbij ongeveer 30 centimeter. Het verschil tussen man en vrouw is niet eenvoudig te zien. De mannetjes baltsen tijdens de broedperiode. De kop, de hals en de borst zijn roze. De vleugels zijn geelachtig en de rug geelachtig bruin.

Varianten

De witte lachduif is een witte variant. Deze werd vroeger de Javatortel genoemd.

Als volièrevogel

[bewerken | brontekst bewerken]

Lachduiven worden vooral gehouden in liefhebberskringen. Ze hebben doorgaans geen problemen met andere vogels. Het is echter wel raadzaam om één paartje te huisvesten per volière, omdat de mannetjes tijdens de broedperiode wel agressiever zijn. Ze kunnen zowel binnen als buiten gehouden worden, maar de volière moet langer dan hoog zijn, omdat de vogels graag vliegen.

Lachduiven eten een mengsel van (tortel)duivenvoer aangevuld met een mengsel voor kleine tropische vogels. Ze eten ook groenvoer zoals muur en trosgierst. Vers drinkwater moet altijd aanwezig zijn.

Bijzondere eigenschappen

[bewerken | brontekst bewerken]

Ze produceren een karakteristiek geluid. Ook nemen ze graag een zandbad om hun veren te fatsoeneren. In het verleden, voor de Tweede Wereldoorlog, werden ze in huis in een kooi boven de voordeur gehangen omdat men meende dat ze huidziekten konden voorkomen of zelfs genezen.

Keulemans 1869
Keulemans 1869

Lachduiven zijn goede kwekers en worden daarom vaak gebruikt als broeders voor duiven die minder goed broeden. Ze staan ook bekend om hun pleegouderschap en accepteren probleemloos andere duiven. Ze leggen 2 eitjes die beurtelings door de duivin ('s nachts) en doffer (overdag) worden bebroed. Het broeden zelf duurt circa 2 weken, na 3 weken vliegen de jongen uit en daarna zijn ze nog een tijdje afhankelijk van hun ouders. Dan kan men ze apart plaatsen. Meestal zijn de ouderdieren dan al bezig met een volgend legsel.

Er zijn in de loop der jaren verschillende varianten gekweekt zoals de phaeo, de perzikkop, roodbruine varianten en effen witte exemplaren, bonte en isabels. Er bestaat ook een gefriseerde lachduif en ook een met zijdeachtige veren. Lachduiven kunnen vrij oud worden, bij goede condities is 25 tot 30 jaar normaal.

  • Jan Pluis & Erna Stupperich, ‘De lachduif. Een kultuur-historisch onderzoek’, in: Mededelingen van het P.J. Meertens-instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde, 38 (1986) 23-32 [bescherming tegen huidziekten].
Zie de categorie Barbary Doves van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.