Resolutie 1207 Veiligheidsraad Verenigde Naties

Resolutie 1207
Van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties
Datum 17 november 1998
Nr. vergadering 3944
Code S/RES/1207
Stemming
voor
14
onth.
1
tegen
0
Onderwerp Joegoslavië-tribunaal
Beslissing Riep Servië en Montenegro op mee te werken met het tribunaal.
Samenstelling VN-Veiligheidsraad in 1998
Permanente leden
Niet-permanente leden
Vlag van Brazilië Brazilië · Vlag van Bahrein (1972-2002) Bahrein · Vlag van Costa Rica Costa Rica · Vlag van Gabon Gabon · Vlag van Gambia Gambia · Vlag van Japan (1870–1999) Japan · Vlag van Kenia Kenia · Vlag van Portugal Portugal · Vlag van Slovenië Slovenië · Vlag van Zweden Zweden
Servië en Montenegro.
Servië en Montenegro.

Resolutie 1207 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd op 17 november 1998 aangenomen door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties met 14 stemmen voor tegenover één onthouding van China.

Zie Joegoslavische Oorlogen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In 1980 overleed de Joegoslavische leider Tito, die decennialang de bindende kracht was geweest tussen de zes deelstaten van het land. Na zijn dood kende het nationalisme een sterke opmars, en in 1991 verklaarde Bosnië en Herzegovina zich onafhankelijk. De Servische minderheid in het land kwam hiertegen in opstand en begon een burgeroorlog waarbij ze probeerden de Bosnische volkeren te scheiden. Tijdens die oorlog vonden massamoorden plaats waarbij tienduizenden mensen omkwamen.

De Veiligheidsraad was door het Joegoslavië-tribunaal ingelicht dat Servië en Montenegro nog steeds niet aan het tribunaal meewerkte.

In 1993 al was beslist dat alle landen moesten meewerken met het Joegoslavië-tribunaal door onder meer in te gaan op arrestatiebevelen, vragen om informatie en onderzoeken. Servië en Montenegro werd opnieuw opgeroepen maatregelen te nemen om die provisies in haar nationale wetgeving om te zetten. Een land mag haar nationale wetgeving niet inroepen om het niet naleven van de internationale wet te rechtvaardigen.

De Veiligheidsraad veroordeelde Servië en Montenegro in het bijzonder omdat het drie arrestatiebevelen niet uitvoerde. Die drie moesten onmiddellijk worden opgepakt en overgedragen aan het tribunaal. Verder moesten de autoriteiten in Servië en Montenegro, alsook de Kosovaars-Albanese leiders in Kosovo, meewerken aan alle onderzoeken die onder de bevoegdheid van het tribunaal vielen. De voorzitter van het tribunaal werd gevraagd de Veiligheidsraad verder op de hoogte te houden.

Verwante resoluties

[bewerken | brontekst bewerken]