Zeefbeen
Zeefbeen | ||||
---|---|---|---|---|
Os ethmoidale | ||||
Bot | ||||
Zeefbeen links in het wit | ||||
Synoniemen | ||||
Latijn | os ethmoides[1][2][3][4] Os ethmoideum[5][6][7] | |||
Oudgrieks | Ἠθμοειδἐς ὀστοῦν[10] | |||
Naslagwerken | ||||
MeSH | A02.835.232.781.292 | |||
|
Het zeefbeen[5][11][3] of os ethmoidale[12][13] is een van de aangezichtsbeenderen. Het ligt onder het voorhoofdsbeen in de neus, boven het ploegschaarbeen en voor het wiggenbeen. Het bot heeft in de neus een aantal flinterdunne uitsteeksels. Hiertussen zitten holten, de zeefbeencellen. Deze dienen om de ingeademde lucht in de neus te verwarmen, te bevochtigen en te zuiveren. Er zitten veel kleine openingen in de achterkant van het bot, waar de reukzenuwen naar de hersenen doorheen kunnen. Het horizontale deel van het zeefbeen wordt ook wel zeefplaat genoemd.
Etymologie
[bewerken | brontekst bewerken]De naam komt van het Griekse ἠθμοειδἐς ὀστοῦν ethmoeidés ostoun,[10] een begrip dat in de oudheid bij de Romeinse arts Galenus[10] voorkomt en zeefachtig, ἠθμοειδής, been, ὀστοῦν,[1][10] betekent, afgeleid van [1] van ἠθμός, ethmós, zeef.[1][10]
Behalve de schrijfwijze os ethmoidale komt ook os ethmoides voor, een vorm die meer met het Griekse ἠθμοειδἐς ὀστοῦν overeenkomt. De schrijfwijze os ethmoidale is volgens sommigen[14][15] verkeerd. Het is een bijvoeglijk naamwoord dat bestaat uit een Grieks hoofddeel en een Latijnse uitgang, -ale.
- ↑ a b c d H Triepel. Die anatomischen Namen. Ihre Ableitung und Aussprache. Anhang: Biographische Notizen, 1927. elfde druk, München, Verlag von J.F. Bergmann
- ↑ F Kopsch. Die Nomina anatomica des Jahres 1895 (B.N.A.) nach der Buchstabenreihe geordnet und gegenübergestellt den Nomina anatomica des Jahres 1935 (I.N.A.), 1941. derde druk, Leipzig: Georg Thieme Verlag
- ↑ a b AJP van den Broek, J van den Boeke en JAJ Barge. Leerboek der beschrijvende ontleedkunde van de mens. Deel I. Geschiedenis der ontleedkunde, bewegingsorganen, vaatstelsel, 1954. Utrecht, Oosthoek’s Uitgeverij Mij
- ↑ SJM Hoolboom-Van Dijck. Geneeskundig handwoordenboek, 1974. tweede druk, Leiden, Stafleu’s Wetenschappelijke Uitgeversmaatschappij
- ↑ a b c d e f g h i j k l m n o Schreger, C.H.Th.(1805). Synonymia anatomica. Synonymik der anatomischen Nomenclatur. Fürth: im Bureau für Literatur.
- ↑ a b FJ Siebenhaar. Terminologisches Wörterbuch der medicinischen Wissenschaften, 1850. tweede druk, Leipzig, Arnoldische Buchhandlung
- ↑ a b c d e FD Foster. An illustrated medical dictionary. Being a dictionary of the technical terms used by writers on medicine and the collateral sciences, in the Latin, English, French, and German languages, 1891-1893. New York, D. Appleton and Company
- ↑ a b c d e f J Hyrtl. Onomatologia Anatomica. Geschichte und Kritik der anatomischen Sprache der Gegenwart, 1880. Wien, Wilhelm Braumüller. K.K. Hof- und Unversitätsbuchhändler.
- ↑ a b A Fonahn. Arabic and Latin anatomical terminology. Chiefly from the Middle Ages, 1922. Kristiania, Jacob Dybwad
- ↑ a b c d e HG Liddell en R Scott. A Greek-English Lexicon. revised and augmented throughout by Sir Henry Stuart Jones. with the assistance of. Roderick McKenzie. 1940. Oxford, Clarendon Press
- ↑ H Pinkhof. Vertalend en verklarend woordenboek van uitheemsche geneeskundige termen. 1923, Haarlem, De Erven F. Bohn
- ↑ W His. Die anatomische Nomenclatur. Nomina Anatomica. Der von der Anatomischen Gesellschaft auf ihrer IX. Versammlung in Basel angenommenen Namen, 1895.
- ↑ Federative Committee on Anatomical Terminology. Terminologia Anatomica, 1998.
- ↑ LA Kraus. Kritisch-etymologisches medicinisches Lexikon, 1844. derde druk, Göttingen, Verlag der Deuerlich- und Dieterichschen Buchhandlung.
- ↑ H Triepel. Memorial on the anatomical nomenclature of the anatomical society, 1908.
in A Rose. Medical Greek. Collection of papers on medical onomatology and a grammatical guide to learn modern Greek, blz 176-193, New York, Peri Hellados publication office.