Johan Sickinghe
Johan Lubbertsz Sickinghe | ||||
---|---|---|---|---|
Algemeen | ||||
Geboren | ± 1360 | |||
Geboorteplaats | Groningen | |||
Overleden | ± 1445 | |||
Overlijdensplaats | Groningen | |||
Functies | ||||
1407, 1411 | burgemeester van Groningen | |||
1421 | lid van het brouwersgilde | |||
|
Johan Lubbertsz Sickinghe (circa 1360 - circa 1445) was raadsheer en burgemeester van de Nederlandse stad Groningen. Hij was onderdeel van de Schieringer partij en een bondgenoot van Coppen Jarges. Hij was in die hoedanigheid mede verantwoordelijk voor de bloedige staatsgreep van Groningen op 23 oktober 1413. Samen met zijn zoon Ludolf Sickinghe was hij bij deze gebeurtenis een van de bestormers van het stadhuis. Via moederskant was hij overgrootvader van de ridder, luitenant der Hoofdmannenkamer en beruchte ketterjager Johan de Mepsche (ca. 1520 - 1585).
Leven
[bewerken | brontekst bewerken]Johan, telg uit het oud adellijke Groninger regentengeslacht Sickinghe, werd geboren als zoon van Lubbert Sickinghe (±1320 - ±1390) en Aleid. Zijn vader was tussen 1354 en 1383 herhaaldelijk burgemeester van de stad Groningen.
Johan Sickinghe was eerst getrouwd met Gysele. Samen kregen zij een zoon genaamd Lubbert Sickinghe. Later trouwde Johan met Jey Heemstra (†1436), dochter van de ridder van Dokkum Feye van Heemstra (†1436).[1] Samen met haar kreeg hij vier kinderen, te weten:
- Evert Sickinghe (±1390 - ±1472), hoofdeling te Winsum, proost van Loppersum, hoofdman van Groningen en redger van verschillende plaatsen in de Ommelanden.[2] Evert trouwde met de dochter van de bekende Oost-Friese hoofdeling en legeraanvoerder Focko Ukena.
- Feyo Sickinghe (†1472); heer borg te Winsum
- Ludolf Sickinghe (±1380 - ±1458)[3] burgemeester en raadsheer van de stad Groningen
- Ide Sickinghe, getrouwd met Coppen Jarges, grootmoeder van Johan de Mepsche (ca. 1520 - 1585)
Johan was de grootvader van Peter Sickinghe (1455-1532); burgemeester van Groningen en een beroemd staatsman. Hij was de overgrootvader van de eveneens bekende burgemeester van Groningen dr. Johan Sickinghe (1495-1572).
Werk
[bewerken | brontekst bewerken]Sickinghe was in 1407 en 1411 burgemeester van de stad Groningen. Het is duidelijk dat Johan uit een oud regentengeslacht sproot want zeker vijf Sickinghe's, inclusief de vader van Johan, waren vóór Johan al burgemeester van de stad geweest. Na zijn termijn in 1411 volgt gelijk zijn zoon, Ludolf Sickinghe (±1380 - ±1458) hem op als een van de vier burgemeesters van de stad.
De Sickinghe's waren daarnaast actief als brouwers. Op de oudst bewaarde lijst van het Groninger brouwersgilde (uit het jaar 1424) staan de namen van Johan samen met zijn zoons Lubbert- en Ludolf Sickinghe.[4] In 1434 ontving hij bovendien samen met zijn zoon Evert Sickinghe (±1390 - ±1472) het gildrecht van Groningen.
Op 5 februari 1445 verklaren burgemeesters en de raad van Groningen dat Lubbert Sickinghe het vierde deel van de tiende te Helpen, die hij hem zijn aangeerfd van zijn moeder en van zijn vader, verkoopt aan Barold ten Bruggen.[5] Het is dus waarschijnlijk dat Johan Sickinghe, vader van Lubbert, in dat jaar overleed.
Rol bij het oproer in 1413
[bewerken | brontekst bewerken]De partijtwisten tussen de Schieringers en Vetkopers kwamen in 1413 tot een hoogtepunt. De gebeurtenissen in dit jaar waren de aanleiding tot de Grote Friese Oorlog.
Een uit de hand gelopen vete tussen de Oost-Friese Hoofdelinggeslachten Tom Brok en Abdena resulteerde erin dat Keno tom Broke de stad Emden, het machtscentrum van de familie Abdena, op 21 oktober 1413 aanviel en veroverde. Hisko Abdena, proost van Emden, sloeg hierop op de vlucht richting de Ommelanden. Eenmaal in de stad Groningen aangekomen stuitte hij op weerstand. De Bronkhorsten en Onstamannen waren Vetkopers gezind, onderdeel van de geallieerden en zagen niks in zijn komst. Hisko werd door de stadsraad zelfs geweigerd. De plaatselijke Schieringers stonden aan de kant van Hisko en ook de uit Westerlauwers Friesland afkomstige belangrijke hoofdeling Coppen Jarges stond aan de kant van de proost uit Emden.
De heren Rengers, Clant, Huginge, Clinge en Brugge waren in het geheim hoofd geworden van de Vetkopers. Aan het hoofd van de Schieringers stond Coppen Jarges, zoon van burgemeester Jarges. Hij werd gesteund door de oud-burgemeesters Ludolf en Johan Sickinghe, Bernard, Evert Wigbolt, Jan Wicheringe en vele raadsheren.[6][7] De gemoederen over deze kwestie tussen de Vetkopers en de Schieringers liepen zo hoog op dat dit leidde tot een bloedig volksoproer.
Tijdens een bijeenkomst van de raad op 23 oktober 1413 bestormde de partij van Coppen Jarges het raadhuis. De burgemeester Johan Rengers, leider van de Vetkopers, werd door Coppen Jarges, Johan- en zijn zoon Ludolf Sickinghe, Bernardo en Radingus Hornekenius te midden van de raad doodgestoken en uit het raam van het rechtshuis gegooid.[8] Ook twee andere raadsleden, Albert Borelts en Johan Hekman werden uit het raam gegooid en op straat door de woedende menigte vermoord.[9][10] Hendrik O. Clant werd tot aan zijn huis achtervolgd en aldaar om het leven gebracht. Albert Clant woonde aan de westkant van markt en werd hier terwijl hij zat te eten vermoord.[11] Zijn zoon Wijbrant Clant en de zoon van de doodgestoken burgemeester Johan Rengers, Ditmer Rengers, wisten ternauwernood te ontsnappen aan het geweld en vluchtten naar het Franciskanerklooster.[12] Coppen Jarges verdreef de aanhang van Onstema, Ripperda, Holwerda en Gockinga en alle anderen die aan de kant van de Vetkopers stonden. In 1414 werd Jarges uiteindelijk burgemeester van de stad. Het conflict bleef echter doorspelen en pas op 1 januari 1422 werd de Vrede van Groningen (ook wel de Groninger Zoen) gesloten.
Trouw aan de bisschop van Utrecht
[bewerken | brontekst bewerken]Volgens een brief van 3 november 1415[13] beloven Coenreat de Voss, Aernt van Steenwijck, Reijnalt Huging en Bruin Clinge, burgemeesters, Reijnalt de vos, Evert Hubbelding, Johan Sickinghe, Ludolff Sickinghe, Baerlt Ebbinge, Herman Hiddinghe, Johan de Lijnsche van Wijnden, Goesen Woldering, Henric Beijer, Henric ter Bruggen, Gherijt Bijzueden en Eijcken Onsten, raadslieden van de stad Groningen, aan bisschop Frederik van Blankenheim (1355-1423) niemand meer binnen Groningen te zullen toelaten die het Sticht kwaad zouden kunnen doen, zoals bijvoorbeeld Reinoud van Coevorden, Keno tom Broke, de gemeene Friezen of een of ander land van Friesland, en dat de stad Groningen niets vijandelijks tegen zijn heerschappij van Coevorden of zijn land van Drenthe zal aanvangen. Tegelijkertijd blijven alle eerdere overeenkomsten tussen den Bisschop en de stad van kracht.[14]
De Tamminga-tiende
[bewerken | brontekst bewerken]De vader van Johan, Lubbert Sickinghe, was in 1376 door Reinoud van Coevorden beleend met de Tamminga-tiende.
In 1384 werd Johan Sickinghe door de jonker Reinoud van Coevorden beleent met de Tamminga-tiende in Gelkingeland bij Groningen.[15][16] De akte leest als volgt:
In Godes namen amen. Wij, Reynolt, here van Covorde, knape, doen kundlich allen leden, die dessen breve, dat wij hebben verlient ende verlienen in dessen yegenwordigen breve onsen tienden, de gehieten Tammijngetiende, groff ende small, mijt alle sinen tobehoren alze in Tammijngelande in Galekingelanden in westerzyde van der stad tusschen Doingehorne ende de monnikehuus van Asse, dat de Hoern gehieten is, Johanne Sickinghe, borger in Groningen ende bekenne, dat wy em desse vors. tiende ter gueden tij verlient hebben Johanne vors. om ene jaerlikes pencie, om drie pont Gronsche, jaerlix te betalen up sunte Magnusdach toe Anlo, beholdelijck ons, alsodicke als de vors. tiende vererfft wort, dat men en dan ons versoken sall ende onse erffgenamen, als men mijt rechte schuldich is te done, beholdelijck ons ende elken manne sijns rechtes, all argelist uutgesproken. Hiir weren over ende an onse manne alzet mijt rechte schuldich weren to wesene, Roloff van Steenwijck ende Johan ter Henzouwe. Ende updat dijt voer ons ende voer onse nakomelingen stede ende vast blive, so hebben wy dessen breeff voer ons ende onse nakomelingen ende voer onse erffgenamen bezegelt mijt onse zegele. Ghegheven int jaer ons Heren dusent dreehundert vier ende tachentich up sunt Laurenciusavent.
In 1463 werd de zoon van Johan, Evert Sickinghe, door de bisschop David van Bourgondië (1427-1496) beleend met deze tiende.
Externe links
[bewerken | brontekst bewerken]- Literatuur
- D.W. Sickinghe, Zeven Eeuwen. Der Sickinghe Musiefwerk, 's-Gravenhage 1958, deel I-B, p. 204-208.
- Nederland's Adelsboek 93 (2008)
- [F.O.J. Sickinghe], Liefde en leed gedurende zeven eeuwen in Groningen en de Ommelanden en daarbuiten! Het Groninger geslacht Sickinghe, 1284-1984 en later! Naarden, 1999, p. 103.
- Noten
- ↑ Alle Friezen, Tietjerksteradeel e.o., archiefnummer 1730, Bevolking Tietjerksteradeel, verzameling Nieuwland - Tresoar, inventarisnummer 1, Gemeente: Tietjerksteradeel, Periode: 1600-1850. Jey Heemstra; tr. Johan Lubbets Sickinge, burgemeester van Groningen; Stbk I 172, 173, hij overl. St. Vitusdag 1421, zij Martini-avond 1436
- ↑ Wiebe Jannes Formsma, Geschiedenis tussen Eems en Lauwers opstellen over de Groninger geschiedenis, Assen: Van Gorcum 1988, p. 39. Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven 1899, 's-Gravenhage 1900, p. 569. Emmius, Agro Frisiae, 314; R.A. Groningen, Omm. arch., inv.nr. 133, oud Reg. Feith 1439.15.
- ↑ Groninger Archieven, 172 (Kloosters in de provincie Groningen), Regest 336: 1455 mei 3 (Cruesdach invencionis): Burgemeesters en raad van Groningen oorkonden dat Ludolff Sickinge, zoon van Johan Sickinge, heeft verkocht en overgedragen aan Johan ten Berge een jaarlijkse rente, groot drie arnhemse guldens en een "oert", gaande uit een derde deel van het huis, de hofstede, de kelder en de hof daarachter, gelegen aan de westzijde van de Botteringestrate, welke rente te allen tijde met vijftig guldens kan worden afgekocht.
- ↑ Mr. J. A. Feith, Groningse Volksalmanak 1898, Groningen 1898, p. 78.
- ↑ Groninger Archieven, 619 Borg Farmsum, 1246 - 1912, Regest 85
- ↑ Foeke Sjoerds, Historische jaarboeken van oud en nieuw Friesland, van de vroegste geheugenissen tot op den tegenwoordigen tyd, IV. deel, Leeuwarden 1771, p. 319 (scan 325).
- ↑ A. Smith, Geschiedenis der Provincie Groningen, van het begin onze tijdrekening af, tot aan den jare 1848, Groningen 1849, p. 120 & 121.
- ↑ A. A. Vorsterman van Oyen, Algemeen Nederlandsch Familieblad, Tijdschrift voor Geschiedenis, Geslacht-, Wapen-, Zegelkunde, 11e jaargang, 's-Gravenhage 1885, p. 296.
- ↑ Historische Vereniging Ten Post en Omstreken, Presentaties en Artikelen, Johan Rengers van Ten Post, Johan Rengers van ten Post Ommelander Edelman Chroniqueur — Regent — Medestichter onzer Hoogeschool, geraadpleegd op 18 februari 2024.
- ↑ Wilco Julius baron Welderen Rengers, Het geslacht Rengers, van de 14e tot de 19e eeuw, 1892, p.17.
- ↑ Nicolaas Westendorp, Jaarboek van en voor de Provincie Groningen, ten gebruike dier genen, welke de geschiedenis dezer provincie geheel wenschen over te zien, het Tweede Stuk, gaande van het jaar 1273 tot 1493, Groningen 1832, p. 341-342.
- ↑ Uit het Nobilarium Groninganum van Wilhelm Coender van Helpen ad Clant, p. 57. Vgl. voor Otto Clant p. 117 rood. Ao 1413 is het vuir van de borgerlijke oneenigheden alleskens in de stad van Groningen begonnen te ontsteken, nochtans tegen de sin van degeene, die de stat regeerden, als namentlijk tegen den wille van de Jonkeren Clant en Rengers, dewelke in 't heimelijk en allengskens neigden na de vetkopers. In 't zelve jaar op den 10 Novemb. die van de Raad van het raadhuis tot Groningen aflopende (nadat Jonk. Coppen Jarichs, Jr Johan Sickkinghe en Rading Horentken de borgemeester Jr Johan Rengers hadden omgebragt) en bij gevalle op de markt vindende Jonker Hendrik Otteren Clant (die een zoon is geweest van Jr Otto Clant) hebben zij hem angetast met een grote hevigheid, ende als hij haar noch ontkwam en vluctede, hebben zij toen wederom gekregen en is van de Schiringes of Schivingers omgebracht worden in zijn huis. Voort daarna zijn zij op het raadhuis van de andere zoon (genaamt Aldert Clant) met gewelt aangevallen, (welk huis stonde an den westzijde van het merkt bij boteringestraat), en hebben hem als hij an zijn tavel zat om te eeten onder de spijze gelijk als razende wilde beesten de keel afgesneden. Daar en boen wierde noch gesogt na Joncker Wilbrant Clant om hem ook op dezelve manier wredelijk te vermoren. Deze liep ras met een loop in de Franssiscaner of broerkerk, gelijk aldaar zijnde in een vrie plaats, zodat hij zijn leven noch zo kwalijk heeft kunnen bergen.
- ↑ Het oorspronkelijke is in de landskist te Deventer gelegd en droeg het opschrift en de aantekening dat deze brief gegeven was 'doe Coenraet die Voss Reijnalt sijn broeder mit anderen Drenthen Groningen bekrecht hadden Ende die andere partije buten besloeten.'
- ↑ Jan Van Doorninck, Tijdrekenkundig register op het oud provinciaal archief van Overijssel, 4A (1225-1496), Zwolle 1874, p. 223.
- ↑ Dr. G. Acker Stratingh, mr. H.O. Feith en mr. W.B.S. Boeles, Bijdragen tot de Geschiedenis en Oudheidkunde, inzonderheid van de Provincie Groningen, Vijfde Deel, Groningen 1868, p. 302.
- ↑ H.O.Feith, Register van het Archief van Groningen, Eerste vervolg, Chronologisch Gedeelte, Volume 7, Nummer 1, Groningen 1865, p. 7. 1376.
Voorganger: Jarich Coppens | Burgemeester van Groningen 1407, 1411 | Opvolger: Ludolf Sickinghe |