Schumanplan
Het Schumanplan, vervat in de Schumanverklaring van 9 mei 1950 en genoemd naar de initiator, de toenmalige minister van buitenlandse zaken en voormalig premier van Frankrijk, Robert Schuman, was de eerste aanzet tot de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), die op 25 juli 1952 met zes landen van start ging (Nederland, België, Luxemburg, de Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk en Italië). Het Schumanplan betekende het begin van de revolutie in de Europese betrekkingen en zou later groeien tot de Europese Unie.
Het plan was gebaseerd op de ideeën van Jean Monnet. In 1944 liet deze zich in een interview met Fortune al uit over het Duitse probleem dat mogelijk opgelost kon worden door de kolen- en ijzermijnen van het Ruhrgebied onder Europees gezag te brengen.[1]
Na afloop van de Tweede Wereldoorlog lag de Franse prioriteit aanvankelijk bij het zwak houden van Duitsland. Het begin van de Koude Oorlog in 1947 maakte het echter onwenselijk om een te zwak Duitsland aan te houden, terwijl het Marshallplan ook uitging van een sterker worden Duitsland. Tijdens de Zesmogendhedenconferentie werd besloten tot de oprichting van West-Duitsland en de instelling van het internationaal Gezagsorgaan voor de Ruhr.
Het Schumanplan dat dit moest opvolgen, behandelde West-Duitsland als een gelijkwaardige partner en was een voortzetting van het Monnetplan. Het plan, ook wel de spillover-methodiek (dit is slechts een van de theorieën over het Schumanplan) genoemd, bestond eruit te beginnen met een klein deel van de nationale economieën te integreren, en zo tot sociale, culturele en politieke integratie te komen. Het oorspronkelijke plan hield een voorstel in om de gehele Franse en Duitse kolenindustrie onder gezag te stellen van een gezamenlijke Hoge Autoriteit (H.A.), in een organisatie die ook openstond voor andere Europese landen. Het voorstel werd na weken van onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk, op 3 juni 1950 onderschreven door de regeringsleiders van België, Frankrijk, Luxemburg, Italië, Nederland en de Bondsrepubliek Duitsland.[2]
Het streven was een supranationale organisatie in plaats van een intergouvernementele, zoals daarvoor gebruikelijk.
Intergouvernementalisme berust op drie principes:
- Besluiten worden genomen door organen die bestaan uit afgevaardigden van de regering.
- Deelnemende staten worden rechtens niet gebonden aan besluiten, die tegen hun wil zijn genomen.
- Het is aan de lidstaten of men ook werkelijk overgaat tot implementatie van de besluiten.
Stappen van integratie:
- Eerste stap: integreren van de sector kolen en staal. Eerste poging om tot een verzoening te komen tussen Frankrijk en Duitsland.
- Tweede stap: integreren sector kolen en staal van de andere landen.
- Derde stap: integreren van de andere economische sectoren.
- Vierde stap: integreren van de sociale, culturele en politieke sectoren.
- ↑ Monnet would like to see Germany shocked and stripped of part of her industrial potential, with possibly the great Rhine coal and iron fields run by a European authority for the benefit of all participating nations, including eventually a demilitarized Germany. But this in turn implies a Europe far more unified than before the war. Here he would like to see not merely a “switchboard” association, but a true yielding of sovereignty by European nations to some kind of central union - a union that could cut down tariffs, create a great internal European market and prevent that race of nationalism “which is the curse of the modern world”. But where to begin? And how far to go? And could England be brought in? Davenport, J. (1944): 'M. Jean Monnet of Cognac' in Fortune, Volume XXX, No. 30, p. 121-216
- ↑ Paper van het Europees Parlement over de EGKS en het verdrag van Rome